Dopen

Wat betekend het woord dopen?

Als het woord dopen in de bijbel voor komt, heeft het niet altijd de betekenis van in water dompelen, in Mattheüs 3:11 wordt het gebruikt voor het dopen met de Heilige Geest.

Mattheüs 3:11

11 Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen.

Het dopen met de Heilige Geest heeft niets met water te doen, maar wat betekent het dan wel?
Het is eigenlijk net zo als je in het water bent, het omgeeft je en je maakt er deel van uit, je bent er èèn mee geworden, door de Geest worden wij tot èèn lichaam gedoopt (1Kor. 12:13). De Gemeente is het lichaam van Christus en de Geest is het nieuwe leven dat je ontvangt als je tot geloof komt, Geestelijk leven.

Nog een tekst uit de Korinthe brief:

1 Corinthiërs 10:1-4

1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende bent, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
2 En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
3 En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
4 En allen dezelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.

Hier wordt gesproken over dat zij in Mozes gedoopt zijn, nu gingen zij wel door het water maar de betekenis hier is dat ze èèn met Mozes waren, hij zorgde voor eten en drinken zodat zij in leven bleven, Mozes was middelaar tussen God en het volk.

Wanneer het woord gedoopt in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, wijst het vaker op onze vereniging en vereenzelviging met Christus dan op onze waterdoop, b.v. in Rom 6 wordt niet gesproken over de waterdoop maar meer over de ware betekenis van dopen.

Apostel Paulus gaat heel uitgebeid in over wat het betekent dat we niet meer onder de wet maar onder de genade leven. De wet was op het vlees (de oude mens) gelegd, maar Paulus zegt dat die oude mens gestorven en begraven is. En vervolgens zegt hij dat we ook leven, maar dan in Christus, in Adam zijn wij gestorven en in Christus leven wij.

Romeinen 6:1-11 NBG

1 Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?
2 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?
3 Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?
4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.
5 Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding;
6 dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn;
7 want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.
8 Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven,
9 daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem.
10 Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God.
11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus.

Op een andere plaats zegt hij: “niet meer ik leef maar Christus leeft in mij” zo hebben ook wij deel gekregen niet allen aan Zijn dood, maar ook aan Zijn opstanding. We zijn niet alleen met Hem gestorven en opgestaan maar bovendien ook nog eens met Hem gezet in de hemel. (Ef. 2:6)
We zijn dus helemaal èèn met Hem geworden, Hij in ons en wij in Hem. Het is net zo als het water van je doop je wordt er èèn mee, de mens bestaat perslot van rekening voor 70 % uit water.

En voor die nieuwe mens gelden andere normen, dan zoek je niet meer de aardse dingen, maar de hemelse, zoals apostel Paulus schrijft in Kolossensen 3.

Kolossensen 3:1-17

1 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods.
2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.
4 Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.
5 Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst.
6 Om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid;
7 In dewelke ook gij eertijds hebt gewandeld, toen gij in dezelve leefdet.
8 Maar nu legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond.
9 Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken,
10 En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft;
11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.
12 Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid;
13 Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo.
14 En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.
15 En de vrede Gods heerse in uw harten, tot welken gij ook geroepen zijt in èèn lichaam; en weest dankbaar.
16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart.
17 En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.