Gelijkenissen

Waarom de Here Jezus door Gelijkenissen spreekt?

De Here Jezus spreekt vaak doormiddel van gelijkenissen, waarom doet Hij dat, vaak wordt er vertelt dat Hij dat doet om iets duidelijk te maken, maar is dat ook werkelijk zo?
We zullen de Schrift daar eens over onderzoeken of dat ook werkelijk zo is.
De eerste gelijkenis vinden we in het Matthèüs evangelie en wel in hoofdstuk 13.

Matthèüs 13:1-9

1 En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee.
2 En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever.
En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien.
4 En als hij zaaide, viel een deel van het zaad bij den weg; en de vogelen kwamen en aten dat zelve op.
5 En een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.
6 Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord.
7 En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve.
8 En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd ,het ander zestig ,en het ander dertig voud.
Wie oren heeft om te horen, die hore.

Als je dit verhaal aan iemand zou vertellen zou hij niet begrijpen waar het eigenlijk over gaat, hij zou kunnen zeggen wat een domme zaaier hij moet beter uitkijken waar hij zaait, je zaait je dure zaad toch niet op de weg of op de rotsen of midden in de struiken?
De discipelen begrepen het ook niet waarom de Heer in gelijkenissen spreekt, daarom vragen ze het aan de Heer.

Matthèüs 13:10

10 En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?

Als je de vraag goed leest is de vraag “Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?”

Matthèüs 13:11

11 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.

En wie zijn die hen en dien waar de Heer door gelijkenissen tegen spreekt, het zal blijken dat het de Joden zijn, het was hen niet gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk te weten, maar de discipelen mochten wel weten van de verborgenheden. Het moest voor de grote schare verborgen blijven, waarom eigenlijk… we lezen verder in vers 12

Matthèüs 13:12-13

12 Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.
13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

De toehoorders hadden niets dat wil zeggen ze geloofden niet in het Woord van God, dat is ook precies wat de Heer had voorzegt in Jesaja 6:9-10…

Matthèüs 13:14-15

14 En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.

15 Want het hart van dit volk is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.

Ze zagen wat er gebeurde maar ze bemerkte het niet, ze horen het wel maar verstaan het niet, maar tegen de discipelen zegt Hij;

Matthèüs 13:16-17

16 Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.

17 Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.

De Heer vertelt de gelijkenissen om de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen verborgen te houden voor de grote schare toehoorders, en daar komt nog bij dat de gelijkenis ook eerst nog aan de discipelen uitgelegd moet worden, wat eigenlijk gek is als een gelijkenis bedoelt zou zijn om iets aan de hand van een verhaal duidelijk te maken en dan ga je vervolgens het verhaal zelf uit leggen wat de strekking van het verhaal is.

De Heer legt de gelijkenis alleen aan zijn discipelen uit zodat zij in vervolg de andere gelijkenissen zullen begrijpen, en dat lezen we in Markus 4:10…

Markus 4:10-14

10 En als Hij nu alleen was, vraagden Hem degenen, die omtrent Hem waren, met de twaalven, naar de gelijkenis.
11 En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar dengenen, die buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen;
12 Opdat zij ziende zien, en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij zich niet te eniger tijd, bekeren en hun de zonden vergeven worden.
13 En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet, en hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan?
14 De zaaier is, die het Woord zaait…De zaaier is, die het Woord zaait…

Later sprak de Heer niet meer in gelijkenissen tot de discipelen maar sprak Hij vrijuit tot hen.

Johannes 16:25-31

25 Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure komt, dat Ik niet meer door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van den Vader zal verkondigen.
26 In dien dag zult gij in Mijn Naam bidden; en Ik zeg u niet, dat Ik den Vader voor u bidden zal;
27 Want de Vader Zelf heeft u lief, omdat gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan.
28 Ik ben van den Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot den Vader.
29 Zijn discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij vrijuit, en zegt geen gelijkenis.
30 Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node, dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt.
31 Jezus antwoordde hun: Gelooft gij nu?

Het gaat er namelijk om dat je oren hebt om te horen, bij de gelijkenissen wordt heel vaak gezegd “Wie oren heeft om te horen, die hore” Israël die wou niet horen, Paulus zegt op een gegeven moment tegen de Joden in Handelingen 28:24-28.

Handelingen 28:24-28

24 En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen geloofden niet.
25 En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij; als Paulus dit ene woord gezegd had, namelijk: Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen,
26 Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.
27 Want het hart van dit volk is dik geworden, en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze.
28 Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen.

De Joden wilden niet horen, nou is het aan ons of wij wel willen horen, we zijn vaak wel bezig met allerlei “Gods dienst” maar luisteren wij wel naar Gods Woord. Een heel treffende gebeurtenis in dit verband vinden we in Lukas 10.

Lukas 10:38-42

38 En het geschiedde, als zij reisden, dat Hij kwam in een plaats; en een zekere vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis.
39 En deze had een zuster, genaamd Maria, welke ook, zittende aan de voeten van Jezus, Zijn woord hoorde.
40 Doch Martha was zeer bezig met veel dienends, en daarbij komende, zeide zij: Heere, trekt Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg dan haar, dat zij mij helpe.
41 En Jezus, antwoordende, zeide tot haar: Martha, Martha, gij bekommert en ontrust u over vele dingen;
42 Maar een ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden.

Daarom hoop ik, dat ook u het goede deel zult kiezen zoals Maria gedaan heeft, dat we luisteren naar het Woord van de Heer, want Zijn Woord kan ons en wil ons onderwijzen over wie onze Here Jezus Christus is, zodat we met de apostel Paulus kunnen uit roepen: 

"Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding,"